Van Bolwerken tot Netwerken

Bij Uitgeverij Ravijn verscheen in december 1994 het boek ‘Van Bolwerken Tot Netwerken’ geschreven door Michael Polman en Peter van der Pouw Kraan. Daarin is ook een hoofdstuk opgenomen over Antenna wat hieronder geplaatst is na een stukje uit de Inleiding. Aan het einde vind je een link naar de volledige inhoud die nog steeds op het Internet te lezen is bij Desk.nl

Click here for English version

Inleiding

Zo’n tien jaar geleden maakte een aantal progressieve documentatiecentra en groepen uit de arbeidersbeweging de stap naar communicatie middels computernetwerken. In de loop van de jaren tachtig volgden andere maatschappelijke groepen binnen Nederland hun voorbeeld. Sinds het begin van de jaren negentig breidt hun aantal zich snel uit. Al deze groepen deden ervaring op met het politiek gebruik van datacommunicatie. Deze publikatie brengt een deel van die ervaring onder bredere aandacht. Bovendien plaatst ze de ontwikkeling van datacommunicatie in de bredere context van het netwerken als maatschappelijke activiteit en van veranderingsprocessen op het gebied van economie, politiek en cultuur.

Deze invalshoek maakt het boek bruikbaar voor individuen en organisaties die sinds kort van het medium datacommunicatie gebruikmaken of erover denken dat te gaan doen en benieuwd zijn naar de ervaringen van anderen die — soms met vallen en opstaan — zich de nieuwe technologie eigen maakten en in hun werkzaamheden inpasten. We hopen bovendien dat het boek door de beschrijving van zeer uiteenlopende toepassingen van datacommunicatie door maatschappelijke organisaties anderen inspireert tot eigen initiatieven. Daarnaast biedt het een breder publiek zowel een interessant overzicht van de politieke toepassingen van elektronische netwerken als een kritische blik op enkele maatschappelijke processen ten gevolge van de introductie van datacommunicatie.

Hoofdstuk 4 Antenna: Netwerken in Vooruitgang

Antenna vervult sinds halverwege de jaren tachtig een pioniersrol als adviseur, als aanbieder van communicatiemogelijkheden en bij het netwerken (als werkwoord) ten dienste van maatschappelijke organisaties zowel hier als in de Derde Wereld. Ze is de Nederlandse vertegenwoordiger van APC, de Association for Progressive Communications, een wereldwijd samenwerkingsverband van progressieve netwerken. Ze is in Nederland ook de belangrijkste aanbieder van datacommunicatiediensten aan maatschappelijke groepen. Haar motto is: netwerken begint bij betrokkenheid en niet bij een ‘prompt’ op het scherm.

Het recht op technologie

Met de opkomst van steeds meer themagerichte sociale bewegingen in de jaren zeventig zijn de functies van traditionele politieke organisaties voor een deel vervangen. Daarbij passen de elektronische netwerken die steeds meer een open platform bieden voor iedereen die vanuit diverse invalshoeken actief mee wil werken aan sociale verandering. De motivatie van Antenna sluit hierbij aan: ze wil mensen bijeenbrengen door middel van communicatie en hoopt met haar activiteiten een bijdrage te leveren aan de onderlinge samenwerking van maatschappelijke organisaties. Het recht op informatie en communicatie, vastgelegd in artikel 19 van de Verklaring van de Rechten van de Mens, vertalen de Antennamedewerkers in een recht op de technische kennis om te kunnen communiceren en informeren. Haar aandacht voor zowel de maatschappelijke kant van het netwerken als de verspreiding van de netwerktechniek maakt Antenna tot een veelzijdige organisatie, wier activiteiten zich niet beperken tot het opzetten van elektronische netwerkdiensten. Ze omvatten ook het oprichten van gebruikersplatforms en netwerken van maatschappelijke organisaties.

Hoewel Antenna al sinds 1986 middels het begeleiden en opzetten van telematicaprojecten de netwerkvorming onder maatschappelijke organisaties en educatieve instellingen ondersteunt, werd ze pas in 1993 in bredere kring bekend, toen zij de Nederlandse vertegenwoordiger werd van de wereldwijde Association for Progressive Communications. Ondanks haar belangrijke rol in de ontwikkeling van de APC heeft Antenna lang gewacht met het lidmaatschap. De Antennamedewerkers hadden namelijk hun reserves. Ze vreesden dat deelname aan een besloten belangenvereniging als APC een belemmering kon zijn voor brede samenwerking met andere platforms van netwerkdiensten, zoals Geonet of het Franstalige Rionet. Bovendien kan een besloten belangenvereniging het zorgvuldig ondersteunen van netwerkactiviteiten van derden in de weg staan, meenden ze. Maar zoals wel vaker lagen de zaken ook in dit geval niet zwart-wit. Het feit dat Antenna als partner toch al nauw samenwerkte met APC-lid GreenNet gaf uiteindelijk de doorslag voor het lidmaatschap.

Computers voor sociale actie

De voorgeschiedenis van Antenna gaat terug tot het midden van de jaren zeventig, toen vanuit Nijmegen de Stichting Basta, een onderzoeksgroep naar economische belangengroepen zoals multinationale ondernemingen, computers begon te gebruiken en te propageren als instrument voor sociale actie. Op de “emancipatorische toepassing van informatietechnologie”, zoals dat toen door Basta werd genoemd, kwamen voornamelijk afwijzende reacties. Het was voor vele maatschappelijke organisaties ondenkbaar dat zij zelf computers zouden gaan gebruiken. Computers werden gezien als instrumenten van overheid en bedrijfsleven, slechts geschikt voor overheersing en commercie. Vanuit die opvatting werd in 1981 een voorstel van Basta voor het ‘on line‘, dat wil zeggen via telefoonlijnen en computers, uitwisselen van onderzoeksgegevens door vele onderzoeksgroepen weggehoond.

Basta kon aan het eind van de jaren zeventig gebruikmaken van een van de computers van de universiteit in Nijmegen. Nagenoeg elke avond werd daarvoor een verwisselbare schijf in het computersysteem geschoven. Toen op een late avond de schijf niet omgewisseld werd en de medewerkers van de universiteit de volgende morgen op hun scherm niet hun eigen, maar Basta’s gegevens over diverse multinationale ondernemingen zagen, moest Basta snel omzien naar een eigen systeem. Na zorgvuldig wikken en wegen werd een Tandy Model I computer gekocht waaraan een normale cassetterecorder kon worden aangesloten voor de opslag van programma’s en gegevens. Al snel bleek het zestien kilobytes geheugen te klein en de tapeopslag te traag, om over de één MHz verwerkingssnelheid van de processor maar niet eens te spreken. Uitbreidingen waren nog niet echt voorhanden en dus zette Michael Polman, een van de oprichters van Basta, middels een aantal bouwpakketten en doe-het-zelfbouwsels een nieuw computersysteem in elkaar. Er konden twee diskdrives met elk tachtig kilobytes worden aangesloten, en het werkgeheugen omvatte toen ineens het voor die tijd respectabele aantal van 64 kilobytes. Met een zelfbouwmodem werkte Basta driftig met Viditel, de videotexdienst van de PTT. De onderzoeksgroep had zelfs haar eigen Viditelinformatiepagina. Ook kon ruimschoots ervaring worden opgedaan met het inbellen in andere computersystemen. Deze systemen waren zeer schaars en bestonden voornamelijk uit computers van multinationale ondernemingen, maar dat was gezien de aard van het werk van Basta geen onoverkomenlijk bezwaar.

Programmatuur voor het opslaan van gevevens, salarisadministratie en tekstverwerking ontwikkelde Basta zelf, omdat die in die tijd domweg niet beschikbaar was. Michael Polman werd steeds vaker uitgenodigd om bij maatschappelijke organisaties te komen vertellen over de mogelijkheden van informatietechnologie. Basta maakte er een gewoonte van te pas en te onpas de computer als derde en vierde vaste kracht op te voeren naast de beide parttime medewerkers. In 1983 besloot Polman zijn activiteiten (het installeren van computers, uitleg over het gebruik ervan en programmeren) bedrijfsmatig voort te zetten, uitsluitend voor non-profitinstellingen.

In december van datzelfde jaar vond in Amsterdam de jaarlijkse vergadering plaats van TIE, het Transnationals Information Exchange netwerk, waartoe ook Basta behoorde. Een deel van de leden, waaronder International Labour Reports (ILR) uit Manchester en Idoc Internazionale uit Rome, werkte zelf ook al met computers en haakte enthousiast in op Nijmeegse voorstellen voor het invoeren van datacommunicatie. In 1984 werden deze voorstellen herhaald tijdens de oprichtingsvergadering van Interdoc nabij Rome. Een kleine kern van organisaties uit Chili, Brazilië, Hongkong en Italië sloeg driftig aan het experimenteren, met als gevolg dat in 1986 tijdens de vervolgconferentie het door Polman ontwikkelde voorstel voor elektronisch netwerken werd aangenomen.

Eveneens in 1986 richtte Michael Polman een nieuwe organisatie op met de naam Antenna, voor de netwerkondersteuning en -promotie ten behoeve van Interdoc en andere maatschappelijke netwerken. Antenna bestond reeds als een internationale koepelorganisatie in Genève die opkomt voor het universele mensenrecht op communicatie en informatie. Onder deze koepel ressorteert een reeks zelfstandige organisaties in verschillende landen, met verschillende activiteiten. De in Nijmegen en Bogota (Colombia) gevestigde Antenna’s richten zich op informatie-en communicatietechnologie, terwijl andere Antenna’s in bijvoorbeeld India, Rusland, de VS, Zwitserland en Frankrijk zich bezighouden met andere vormen van technologie, waaronder milieu-, landbouw- en voedingstechnologie. Wat alle Antenna’s echter verbindt is dat men tracht technologie niet-commercieel en zonder subsidies te exploiteren en te propageren via betaalbare zelfvoorzienende toepassingen onder eigen beheer van lokale overheden en maatschappelijke organisaties. In dit hoofdstuk wordt met Antenna verder de Nijmeegse organisatie bedoeld.

Een groot aantal andere maatschappelijke netwerken, rond consumenten, vrouwen, arbeid, medicijnen, vluchtelingen of mensenrechten, vroeg Antenna de voor Interdoc ontworpen netwerkmodellen ook bij hen toe te passen. Binnen Interdoc zelf breidden de werkzaamheden van Antenna zich eveneens snel uit. Bij de oprichting van het Interdocnetwerk in 1984 hadden de leden afgesproken om de toegang tot de nieuwe elektronische media, met name de toegang tot databanken en elektronische post, te delen met andere organisaties in hun omgeving. Deze rol ontwikkelde zich bij veel van hen tot een aparte taak. Gevolg was dat steeds meer leden van Interdoc Antenna uitnodigden om in hun land nationale informatieplatforms te helpen realiseren. Daaronder bevonden zich netwerken in Zimbabwe, Zuid-Afrika, Nicaragua, Cambodja, Brazilië, Peru en India. Uit het overgrote deel van deze platforms ontstonden eigen maatschappelijke netwerken, vaak met een eigen elektronische netwerkdienst. In veel landen groeiden deze diensten uit tot leden van het huidige APC-netwerk, maar in een reeks gevallen ook tot het nationale contact of de dienstverlener voor Internet.

Betrokkenheid

Netwerken begint bij betrokkenheid en niet bij een ‘prompt’ op het scherm. Onderlinge betrokkenheid en samenwerking ontstaan vaak pas als mensen elkaar ook echt ontmoet hebben. Het echte netwerken vindt meer plaats in kroegen en café’s, in wandelgangen en hotellobby’s dan vanuit het niets vanachter een computerbeeldscherm. Daarom organiseerde Antenna veel workshops en seminars in bovengenoemde landen in het Zuiden om de deelnemers met elkaar in contact te brengen. In 1989 organiseerde ze bovendien in Epe in samenwerking met Interdoc een technisch seminar voor organisaties uit de hele wereld die zich bezighielden met elektronisch netwerken. Elektronisch netwerken was vanwege haar horizontale en decentrale karakter inmiddels opgepikt door enkele tienduizenden voornamelijk maatschappelijke organisaties. Het seminar van 1989 was de eerste gelegenheid waarbij maatschappelijke organisaties die netwerkdiensten opgezet hadden met elkaar in aanraking kwamen. Tijdens de tweede Interdoc-conferentie, die Antenna in 1990 in Epe organiseerde, leek de nauwere samenwerking tussen netwerkdienstverleners in de vorm van APC onvermijdelijk geworden: de dienstverleners prefereerden een eigen platform, omdat Interdoc vooral een netwerk is van gebruikers van informatietechnologie.

Een leuke bijkomstigheid van conferenties is de uitwisseling van programmatuur. Zo kreeg Antenna tijdens de voorbereiding van de Galactic Hacker Party in Paradiso (1989) een kopie van Waffle in handen van Matthew Lewis, als systeembeheerder werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam. Waffle maakte het mogelijk om ‘grote’ systemen aan ‘kleine’ systemen te koppelen. Op het seminar in Epe in 1989 begon een levendige distributie van dit sharewareprogramma onder met name organisaties uit het Zuiden. De grotere systemen zagen dit verlies aan technologisch overwicht aanvankelijk met lede ogen aan. De ‘grote’ systemen gebruiken allemaal Unix en wisselden destijds hun berichten uit via UUCP, een Unix-to-Unix Copy Program, dat Unixsystemen onderling laat communiceren. Kleinere systemen werken, geheel gescheiden van de Unixsystemen, voornamelijk met DOS en Fido en worden dientengevolge, soms tot op de dag van vandaag, als tweederangs systemen gezien, ondanks hun eigen wereldwijde netwerken op basis van Fidosoftware. Waffle is een van de eerste programma’s die het mogelijk maakten om een BBS op een DOS-machine berichten uit te laten wisselen met een Unixmachine. In dezelfde periode waarin de grotere systemen buiten de VS zich aansloten bij het Internet konden ook kleine BBS’en zich naadloos aan het Internet koppelen door berichten uit te wisselen met een aan Internet aangesloten Unixsysteem. Plotseling werd het mogelijk bijvoorbeeld een klein BBS in Montevideo binnen een dag aan het Internet te hangen. Na een korte introductie door Antenna en een koppeling via een lokale telefoonverbinding kon het BBS dan met de andere APC-systemen en het hele Internet communiceren. Veel kleinere systemen vervingen hun Fidosysteem door een ‘UUCP-link’ met Waffle, zoals India-link in Delhi, Worknet in Johannesburg en Colnodo in Bogota. Antenna heeft de afgelopen jaren veel hulpprogramma’s ontwikkeld en vrij beschikbaar gesteld die de kleinere systemen steeds innovatiever met Internet lieten communiceren.

Nederland, ex-Joegoslavië en de rest

Binnen Nederland heeft Antenna zich sinds 1990 steeds meer gericht op het maatschappelijk netwerken door deelname aan diverse platforms en door samenwerking met netwerken, zoals HIVNET en GreenNet. Middels het Platform Telematica Toepassingen in het Onderwijs (PETTO) en de Vereniging Informatie en Internationale Ontwikkeling (VIIO) probeert Antenna actief mee te werken aan een verdere uitbouw van deze netwerken op het gebied van onderwijs respectievelijk ontwikkelingssamenwerking. Veel leden van beide platforms maken gebruik van de netwerkdiensten van Antenna.

In 1991 richtte Antenna in Nijmegen een vrij toegankelijk informatiesysteem annex netwerkdienst op met behulp waarvan honderden maatschappelijke organisaties en andere belangstellenden ervaring kunnen opdoen met elektronische netwerken en haar nieuwe toepassingsmogelijkheden. Met name de gratis databank trok de aandacht van de UN Conference on Environment and Development (UNCED), met als gevolg dat Antenna in 1992 de databank mocht inrichten voor de Earth Summit in Rio de Janeiro. Die databank bevatte honderden megabytes aan documenten, rapporten en andere stukken, geproduceerd in de aanloop tot en tijdens de Earth Summit. Die megabytes waren doorzoekbaar voor de conferentiegangers, maar ook voor iedereen die toegang zocht via publieke datanetten of de telefoon.

Het Antennasysteem in Nijmegen stelt sinds 1991 zonder kosten voor toegang of verspreiding informatie uit en over voormalig Joegoslavië beschikbaar aan organisaties en het publiek. Daarnaast is Antenna betrokken geweest bij de oprichting van de netwerkdiensten van vredesgroepen in Ljubljana, Zagreb, Belgrado en Sarajevo. Ook veel activisten rond de oorlog in voormalig Joegoslavië maken kosteloos gebruik van Antenna voor hun activiteiten.

Medio 1993 besloot Antenna een deel van haar bestaande netwerkdiensten zelfvoorzienend te gaan opzetten. Het gaat om internationale elektronische post, toegang tot APC-nieuwsgroepen en een klein aantal specifieke databanken, die tegen een reeks verschillende tarieven worden aangeboden. Er zijn daarvoor diverse soorten abonnementen ontwikkeld: vanaf vijf gulden per maand voor kleine gebruikers van Antenna tot en met speciaal af te spreken tarieven voor aansluitingen ten behoeve van grotere instellingen, zoals hogescholen. Zelfvoorzienend betekent voor Antenna dat tegen een zo laag mogelijk tarief levensvatbare diensten kunnen worden aangeboden zonder financiering door subsidies of andere activiteiten van Antenna. Dat was nodig gebleken omdat enerzijds steeds meer gebruikers een reguliere ondersteunende vierentwintig-uursdienst verlangden en anderzijds andere systemen bezwaar maakten tegen het gratis gebruik. Overigens blijft een scala aan nieuwsgroepen, databanken en informatiediensten nog steeds vrij toegankelijk zonder een abonnement. Antenna is van mening dat het ongepast is om met basisinformatie over AIDS, voormalig Joegoslavië, schendingen van mensenrechten en dergelijke middelen te genereren.

Aan de andere kant wilde APC de aanvoer van de honderden nieuwsgroepen richting Nederland goed geregeld zien. APC-leden betalen voor elk van hun gebruikers een bedrag aan APC waarmee de nieuwstroom tussen de APC-leden onderling en tegenwoordig ook hun partners (systemen waarmee APC samenwerkt maar die nog geen volwaardig lid zijn) gefinancierd wordt. Vooral voor deelnemers in het Zuiden is dit van belang, omdat zij niet zoals wij verwend zijn met goedkope Internetcontacten, maar vaak nog zijn aangewezen op dure internationale telefoonverbindingen. De financiering is zo geregeld dat het een gebruiker in Managua niet meer kost om actief aan discussies deel te nemen dan een gebruiker in Harare of Amsterdam. Doorsturen van de APC-nieuws-groepen aan andere systemen die niet betalen per gebruiker is derhalve niet toegestaan en ook niet wenselijk. De netwerkkosten van APC moeten door alle gebruikers samen betaald worden.

Om een maximale toegang mogelijk te maken heeft Antenna een eigen beleid opgezet dat het, met instemming van APC, mogelijk maakt APC-nieuws met andere systemen te delen. APC-nieuws is met name zo interessant omdat de meeste internationale samenwerkingsverbanden van maatschappelijke organisaties APC gebruiken als exclusief platform voor hun interne en openbare nieuwsbrieven, bulletins en databanken. Op Internet vindt men nauwelijks informatie van bijvoorbeeld Amnesty, Greenpeace, het Wereld Natuur Fonds of het ANC, terwijl binnen APC-systemen in meer dan tweeduizend nieuwsgroepen vele maatschappelijke thema’s dagelijks door vele internationale organisaties worden bediscussieerd.

Geen koninkrijk en geen subsidie

Zoals gezegd: Antenna wil haar netwerkactiviteiten niet beperken tot APC. Ze is ook begonnen internationale organisaties buiten APC te laten netwerken. Organisaties als Artsen zonder Grenzen of Vluchtelingenwerk hebben een uiterst betrouwbaar en veilig netwerk nodig. Noch Internetdienstverleners noch APC zijn daarvoor altijd de meest geschikte leveranciers, deels door hun open structuur, deels door onervarenheid in sommige landen. Het internationale Wereld Natuur Fonds contracteerde Antenna in 1992 om een wereldwijd — lokaal toegankelijk — netwerk van nieuwsgroepen en elektronische conferenties op te zetten. Greenpeace International liet Antenna een eigen systeem realiseren voor het aanbieden van gratis toegankelijke informatie op Internet en voor haar interne communicatie. Op dit moment is Antenna eveneens bezig met een communicatiesysteem voor Artsen zonder Grenzen. Antenna ziet het als een welkome en noodzakelijke bijdrage aan de verdere uitbouw van Internet dat steeds meer maatschappelijke organisaties een eigen Internetkoppeling krijgen. Het laatste wat ze wil is een ‘antenna.nl-koninkrijk’, een hostsysteem als een wolkenkrabber, waarin de leiding vanaf de hoogste verdieping de scepter zwaait over de kantoren der gebruikers. Het gaat om het bouwen van netwerken.

Dit principe gaat wat Antenna betreft niet alleen op voor internationale organisaties of voor nieuwe systemen op het Internet. Internet is ontstaan als platform van een reeks diverse systemen die bereid waren onderling berichten uit te wisselen. In de visie van Antenna horen lokale BBS’en en videotexsystemen daar evengoed bij. Daarom koppelt Antenna nu veel bestaande telematica-initiatieven van educatieve instellingen in het basis- en voortgezet onderwijs in Nederland aan het Internet. Het gaat daarbij ook om de koppeling van elektronisch berichtenverkeer van het grote aantal onderwijs-BBS’en met elkaar. De koppeling met Internet maakt ook andere initiatieven mogelijk zoals World Class Room, waarbij scholieren overal ter wereld met elkaar communiceren. Bovendien kunnen organisaties als de Stichting Leerplan Ontwikkeling efficiënt gebruikmaken van Internet als veel scholen een verbinding hebben. In Twente heeft Antenna ervoor gezorgd dat enkele honderden scholen onderling en met Internet verbonden zijn via een netwerk opgezet door de Edith Stein Hogeschool in Hengelo. Opvallend is daarbij dat succesvolle telematicaprojecten gerealiseerd zijn waar jarenlang gesubsidieerde projecten nauwelijks van de grond kwamen. Volgens Antenna ligt dat aan het horizontale en decentrale karakter van Internet en de mogelijkheid projecten op te zetten die organisaties zelf kunnen financieren en beheren zonder te hoeven wachten op extra subsidies.

Antenna heeft er altijd bewust voor gekozen om zonder subsidies te werken, onder het motto: een mondige burger likt zijn eigen postzegel. Het succes van haar netwerkdienst en die van andere APC-partners bewijst dat men ook zonder uitsluitend commercieel te zijn door zorgzaam en zorgvuldig met klanten en deelnemers om te gaan zelfvoorzienend en onafhankelijk kan werken. Deze formule krijgt brede erkenning: veel maatschappelijke organisaties kiezen ervoor om zich bij het platform dat Antenna aanbiedt aan te sluiten. Meer dan driehonderd landelijke organisaties prefereren Antenna in Nijmegen boven lokale dienstverleners. Dat andere netwerkaanbieders middelen aanvragen om doelgroepen te benaderen die reeds jaren van Antenna gebruikmaken komt volgens Antenna neer op regelrechte concurrentievervalsing. Het toont ook aan dat subsidies maar al te vaak eerder worden verleend om publicitaire redenen dan op basis van kennis van zaken.

Volgens Antenna is elektronisch netwerken nog te elitair en te exclusief om er nu al maatschappelijke middelen voor vrij te maken. “Internet moet haar maatschappelijk nut voor het individu nog bewijzen”, meent Antenna, “want het feit dat zo veel maatschappelijke organisaties, politici en bedrijfsleven plotseling netwerken massaal lijken te ontdekken, wil nog niet zeggen dat iedereen ook maar zo nodig op het net moet.” Brede toegang is technisch nog niet eens mogelijk, stelt Antenna. De golf van publiciteit rond Internet in de zomer van 1994 heeft ertoe geleid dat vele diensten nauwelijks meer bereikbaar zijn en de stortvloed van nieuwe gebruikers met organisatorische onmacht aanzien. Vooral de multimediatoepassingen slokken een groot deel van de beschikbare netwerkcapaciteit op. “Als vijf gebruikers met een programma als Mosaic het World Wide Web opgaan verandert bij diverse gebruikers de koppeling met Internet in een stroperig geheel.”

Het is volgens Antenna ook om een andere reden gevaarlijk publiekstoegang te financieren met subsidies die eerder ingegeven zijn door de media-aandacht dan door maatschappelijk belang. Wat zal er gebeuren als de politieke aandacht van de overheid verschuift? Lokale tv in de jaren zestig en zeventig beloofde ook een breed publieksmedium te worden met lokale mogelijkheden om zelf programma’s te maken voor wie wat met het medium wilde. Vele van deze initiatieven hebben de bezuinigingen en veranderende aandacht van overheid en kijkers niet overleefd.

De lokale afslag

Zelfstandige en zelfvoorzienende systemen en netwerken bouwen, gedragen door gebruikers die met elkaar de kosten dragen voor de toegang en de communicatie, dat is de formule van Antenna. Binnen Antenna is er al jarenlang een informeel beleid om voor het jaar 2000 minimaal duizend BBS’en of lokale netwerken aan het Internet verbonden te hebben. Dit ‘Duizend Nodes Plan’ — deels gekscherend bedoeld — is kenmerkend voor de sterk ondersteunende houding van Antenna ten gunste van een breed laagdrempelig netwerk van lokale platforms en netwerkdiensten. De Antenna-medewerkers benadrukken het belang van zo’n lokale structuur tegenover de in hun ogen soms wat overtrokken aandacht voor internationale netten. Er wordt dan wel hoog opgegeven over de mogelijkheid om vragen te stellen ‘aan de hele wereld’, maar volgens Antenna kan meer dan tachtig procent van de vragen beantwoord worden binnen een kring van enige honderden kilometers. Lokaal en nationaal netwerken binnen het eigen taalgebied is daarvoor een vereiste. Binnen APC is dat vertaald in het aanbieden van relevante bronnen voor maatschappelijke organisaties op de plaatselijke APC-netwerkdiensten (hostcomputers), zodat gebruikers zelf niet het net op hoeven om op zoek te gaan naar informatie. Als men een tijdschrift of boek wil inzien is het ook niet nodig eerst een reis te maken.

Vanuit dit perspectief werkt Antenna samen met Knooppunt in Gent, APS in Amsterdam en de Aktiebank in Den Haag aan het stimuleren van een Nederlandstalig netwerk: ANN. Dit Ander Nieuws Netwerk is een verzameling nieuwsgroepen waarbinnen maatschappelijke organisaties en andere gebruikers vrijelijk kunnen discussiëren en elkaar informeren over een groot aantal onderwerpen. ANN staat nu nog in de kinderschoenen, maar binnen het basis-, voortgezet en hoger onderwijs is steeds meer interesse voor deelname.

Antenna heeft vanaf het ontstaan van wereldwijde netwerken deze krachtig gepromoot en concreet ondersteund en kan nu mede bogen op het succes van de platformfunctie die zij binnen Nederland, maar ook daarbuiten, heeft helpen realiseren. Dat Antenna ook altijd actief heeft gewerkt aan het inhoudelijk gebruik en lokale vertakkingen van de ontstane elektronische netwerken biedt haar een zeer rooskleurige toekomst. Toegang tot Internet zal steeds meer door commerciële dienstverleners worden overgenomen, digitale tolwegen zullen landen en continenten naadloos en met de snelheid van het licht verbinden. Duizenden opritten zullen aangelegd worden, maar uiteindelijk gaat het toch om de lokale afslag, de uiteindelijke bestemming: de plaats waar men graag wil vertoeven om zich te amuseren, om iets te leren of gewoonweg te communiceren zonder het geraas van de snelweg of dominantie van digitale wolkenkrabbers. Antenna bouwt netwerken om mensen te laten netwerken, om de leerlingen van een school actief met een andere taal te laten omgaan en daarmee ook met andere culturen, om vluchtelingen contact met en informatie over thuis te kunnen bieden, om aan maatschappelijke organisaties een platform te bieden om met elkaar samen te werken in het realiseren van hun doelstellingen, om een eenling deel te laten uitmaken van de mondiale informatiesamenleving.

Bron: ‘Van Bolwerken Tot Netwerken’. Michael Polman, Peter van der Pouw Kraan, 1995, uitgeverij Ravijn, Amsterdam ISBN 90 72768 38 8. 
On line: http://www.thing.desk.nl/wvdc/bolwerken/index.html

Kader: Archivering van de informatiestroom

Recentelijk is Antenna in samenwerking met het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) in Amsterdam een omvangrijk project begonnen met de naam WAAL, wat staat voor Wide Area Archive Library. WAAL zal bestaan uit digitale documenten die allerlei soorten informatie bevatten: in de eerste fasen van het project alleen tekst en in latere fasen ook beeld en geluid. De reden voor het opzetten van WAAL is dat de productie en verspreiding van elektronische documenten astronomisch is, terwijl er heel weinig aandacht is voor het op langere termijn bewaren van dit soort informatie.

De bedenkers van het WAAL-initiatief zijn van oordeel dat nieuwe informatietechnologieën een grote invloed hebben op de maatschappij, vooral door de verspreiding van informatie middels telecommunicatie. De `digitale revolutie’, vergelijkbaar met de `revolutie van het gedrukte woord’ vanaf de vijftiende eeuw, zal binnenkort een populair onderwerp van historisch onderzoek zijn. Om deze studies mogelijk te maken moet er nu gehandeld worden om te redden wat anders voor altijd verloren zal zijn.

Natuurlijk moet er geselecteerd worden. Het dichtst bij het verzamelprofiel van het IISG liggen de APC-netten. De eerste stap zal zijn het nog bestaande archiefmateriaal van deze netten te verzamelen en vast te leggen op cd-rom. Vervolgens zal de lopende berichtgeving gearchiveerd worden. Daarnaast zal een selectie uit Internetmateriaal plaatsvinden. Een volgende stap is het publiek toegankelijk maken van deze enorme hoeveelheid informatie. Het plan is om daarvoor de hypermediafuncties van het World Wide Web uit te breiden. Bladeren in Internetarchieven via WWW kan nu alleen middels voorgeprogrammeerde koppelingen. De gebruiker is dus afhankelijk van de verbanden tussen stukken informatie die anderen al voor hem of haar gelegd hebben. In WAAL leg je ook zelf verbanden, die bijvoorbeeld chronologisch, thematisch of geografisch kunnen zijn. Men hoopt middels thematische woordenboeken, thesauri en eigen aandachtslijsten de gebruiker grondiger toegang te bieden tot relevante bronnen. Als alles goed gaat, wordt WAAL in de loop van 1995 voor het publiek toegankelijk. Een leuke bijkomstigheid is dat de gigantische collecties die de onderzoeker zelf samenstelt, niet via netwerkverbindingen en telefoonlijnen bij de onderzoeker thuis afgeleverd hoeven te worden, maar via op maat te maken cd-rom’s tegen kostprijs worden nagezonden door het IISG. Iemand kan zo alle nieuwsberichten over Afrika en racisme selecteren en aangeleverd krijgen op een eigen unieke cd-rom. Deze mogelijkheid is vooral bedoeld voor organisaties in het Zuiden die informatie leveren aan derden, zodat zij minder afhankelijk worden van dure telefoonverbindingen met het Noorden.

Van Bolwerken tot Netwerken